Wednesday, February 20, 2013
MORGEN, SCHEPEL, SPINT, KOP, ROE
1 Roe 0f 12,206 ca -- 1 Kop : 5 roe of 61,03 ca
1 Spint : 8 Kop of 40 roe of
488 ca
1 Schepel : 4 Spint of 32 Kop of 160 Roe
1 Morgen : 5 Schepel of 20
Spint of 160 Kop of 9765 ca
Schematische afbeelding van de Gooische oppervlakte eenheden.In werkelijkheid bestonden de akkers uit lange smalle percelen.
Met de primitieve ploeg kon een lange ploegvoor getrokken worden.
Geschiedenis van Gooiland en de Erfgooiers
Tuesday, February 21, 2012
KOPTIENDEN
Dr. De Vrankrijker schrijft hierboven dat er gemiddeld 4 kop werd betaald
per schepel. Het is niet duidelijk waar dit gemiddelde vandaan kwam.
Dr. Ir. J. Schipper heeft 13 akkers gevonden in een koptienden-
boek met gemiddelden van 1,5 tot 1,74 kop. Zelf heb ik een perceel
gevonden met een gemiddelde van 1,7 kop.
Het is duidelijk dat voor vruchtbare akkers de aanslag hoger was dan
voor onvruchtbare akkers. Het is vooral duidelijk bij de heideontginning.
Tevens speelt de ligging een rol, hoge of lage grond.
De opgave van een oppervlakte berustte voor de invoer
van het kadaster vooral op een schatting.
Tuesday, June 10, 2008
Wednesday, January 05, 2005
GOOISE KOPTIENDEN
Koptienden
Oorspronkelijk waren de koptienden gewone tienden, een kerkelijke
belasting, die een percentage van het op de akkers staande gewas bedroeg.
De tienden moeten op zekere tijd omgezet zijn in een betaling van een
vaste hoeveelheid graan, afgemeten aan de hoeveelheid bouwland die men
bezat. Men berekende dit in koppen: een kop was de hoeveelheid graan
waarmee een schepel land kon worden ingezaaid. De koptiende aanslag
bedroeg 5 kop graan per schepel bouwland. (1) De koptienden werden in 1280
niet aan het graafschap Holland overgedragen, maar behoorden toe aan de
Heren van Nijenrode, van ouds her Eltense leenmannen. De tienden werden
van alle akkers in het Gooi geind. Uit een onderzoek (2) is gebleken dat
rond 1840 degenen die landbouw bedreven, en dus koptienden betaalden,
bijna allen erfgooier waren. Dat is logisch bij de gemengde
boerenbedrijven in het Gooi. De akkerbouw op de zandgrond was afhankelijk
van de mest van het vee, dat in hoofdzaak op de meenten liep.
Eigenaar van de Koptienden.
Daniel Hooft Gerritsz kreeg in september 1766 het tiendleen in handen. Hij
is in 1803 begraven. Zijn vrouw vermaakte in 1813 de tienden aan haar
zuster. (4) Een frappant voorbeeld hoe de regenten in de ‘Republiek’
misbruik maakten van hun macht. De koptienden heffing kwam ten goede aan
de super rijke familie Hooft, die hiervoor geen enkele tegenprestatie
leverde. Bij het in gebreke blijven van een zeer kleine som geld, werd
door Hooft gewoon beslag gelegd op het bezit van een arme boer. Deze
regenten kliek kwam voort uit de sjacheraars die geen tiende penning wilde
betalen over hun woekerwinsten. Zelf legden zij een nog grotere last op de
schouders van hun arme landgenoten. Soortgenoten van regent Hooft
weigerden koptienden te betalen, maar er volgde dan geen beslaglegging.
Bijvoorbeeld: In ‘s Graveland weigerden de grootgrondbezitters jarenlang
te betalen. Er volgde geen in beslaglegging. Ook de super rijke ‘Heer de Wilhem’
weigerde koptienden te betalen. Over de jaren 1715-1728 beliep zijn schuld
aan tienden en sluyen ruim honderd gulden. Echter ook in dit geval werd
geen beslag gelegd op de grond.
Enkele leden van de familie Hooft waren Baljuw van Gooiland geweest.
Machtsmisbruik was in de tijd van de ‘Republiek’ heel gewoon. Baljuwen,
drosten of schouten, hadden financieel belang bij de rechtspraak. Hun
inkomsten bestonden onder meer uit een aandeel van de opgelegde boeten.
Bovendien uit de opbrengsten van schikkingen die getroffen werden ter
voorkoming van een strafvervolging. Een baljuw (5) kreeg 1/3 deel van de
opgelegde boeten, de ‘aanbrenger’ kreeg ook een 1/3 deel. Logisch dat dit
systeem tot onoorbare praktijken en corruptie leidde. Zo ontstond het
gezegde: Baljuwen en graven, stelen als raven. Uit de beslaglegging van
bouwland vanwege een klein geldbedrag bleek dus dat Daniel Gerritsz Hooft
‘erfelijk belast’ was.
Belangrijke bron voor de Gooise historie
De belangstellenden in Gooise voorouders zijn nu zo gelukkig bij
hun onderzoek gebruik te kunnen maken van de z.g. gaderboeken van de
koptienden, dat zijn jaarlijkse kohieren van een specifieke grondbelasting.
Deze vormen een uniforme en vrijwel aaneengesloten reeks over een tijdvak
van meer dan driehonderd jaren, te beginnen bij 1502. Men vindt hierin
de namen van de aangeslagen personen met het bedrag van iedere
aanslag, maar tevens bij iedere mutatie in iemands aanslag in de regel de
naam van de andere partij (van wie aanslag, dus bouwland - is overgenomen,
c.q. aan wie de aanslag is afgestaan).
In enkele gevallen is de familierelatie tussen beide personen aangeduid.
In tal van andere laat deze zich - met meer of minder waarschijnlijkheid -
wel vermoeden op grond van beider namen. Hierbij kan gebruik gemaakt
worden van de omstandigheid, dat de Gooise plaatsen in die tijd alle
slechts betrekkelijk kleine gemeenschappen waren. Alleen Hilversum is
gedurende een deel er van even boven de driehonderd koptienden betalers gekomen.
Sommige doopnamen waren bovendien zeldzaam, overeenstemming op dit punt
mag dan als bewijs van verwantschap gelden. (3)
Door het werk van Dr. P.W. de Lange is het raadplegen van de koptienden
registers, tot op zekere hoogte, vereenvoudigd.
Voor een aantal jaren (telkens zo om de dertig jaren of daaromtrent) heeft
hij afschriften gemaakt van de namen van alle aangeslagenen. Dit is
gebeurd voor de jaren 1504/5; 1537; 1566; 1593; 1622; 1651; 1680; 1708 en
1740. Deze namen zijn voorts - voor wat de jaren 1504/5 t/m 1622 betreft -
per persoon en per jaar - op een kaartsysteem overgebracht, die
lexicografisch gerangschikt zijn naar de doopnamen. Verder zijn - maar
alleen voor wat betreft Hilversum - voor de overige jaren aldus
gerangschikte lijsten bewerkt.
Men zal zich waarschijnlijk afvragen, waarom bij deze rangschikking geen
gebruik gemaakt is van de geslachtsnamen. Het antwoord is eenvoudig: voor
het overgrote deel van bedoeld tijdvak is slechts een klein deel van alle
aangeslagenen met een degelijke naam aangeduid.
Het nader onderzoek binnen de periode van omstreeks 1620 tot 1720 kan
bovendien belangrijk bekort worden, dank zij een bijzondere omstandigheid.
In het algemeen is ieder kohier een kopie van het vorige, behoudens dat de
namen van degenen, die niet langer tiendplichtig waren, zijn weggelaten en
dat de namen van de nieuwe tiendplichtigen zijn bijgeschreven. Voor en na
genoemde periode is het in het algemeen gebruik geweest om de nieuwe namen
in te schrijven op open gevallen plaatsen. Men kan derhalve bepaalde
personen dikwijls zekere tijd op ongeveer dezelfde bladzijde aantreffen,
maar er zit geen systeem in de volgorde. Een zoon (of andere erfgenaam)
kan wel eens op de plaats van zijn vader terecht gekomen zijn, maar dat
behoeft niet. Omstreeks 1620 is men een ander systeem gaan volgen. Voor
iedere plaats zijn alle nieuwe namen sindsdien achter de oude
ingeschreven. Zo kwamen de ‘jaarklassen‘ steeds dichter bij elkaar en
onderling in chronologische volgorde. Op deze wijze nam echter op de duur
het aantal open plaatsen sterk toe. Van tijd tot tijd heeft men alle
inschrijvingen weer bij elkaar laten aansluiten, waardoor deze uiteraard
op andere bladzijden terecht kwamen. Alle ‘jaargenoten‘ bleven echter bij
elkaar. En zo was het mogelijk om uit de bladzijde, waarop iemand in het
kohier van een bepaald jaar voorkomt, af te lezen, in welk jaar hij ‘in
het boek‘ gekomen is. Naar dat jaar behoeft dus verder niet gezocht te
worden. Men kan het onderzoek direct van dat jaar beginnen. In de boven
vermelde afschriften zijn deze beginjaren zoveel mogelijk aangetekend.
Hiervan kan o.m. met vrucht gebruik gemaakt worden bij het opzoeken van de
oudste vermelding van bepaalde geslachtsnamen.
Voor het herkennen van familierelaties, tussen in de registers genoemde
personen, kan enige kennis van hun maatschappelijke achtergrond mede van
nut zijn. Afgezien van de bewoners van Naarden en die van Hilversum sinds
het derde kwart van de zeventiende eeuw, was deze in het beschouwde
tijdvak overwegend, zo niet uitsluitend agrarisch. Voor niet-agrariërs is
landbezit tot op zekere hoogte iets bijkomstigs. Voor zo ver het een klein
lapje grond voor eigen gebruik te boven gaat, betekent het voor hen alleen
een vorm van geldbelegging, die aangetrokken, dan wel afgestoten kan
worden, naarmate deze vorm in vergelijking met andere vormen meer of
minder verkieslijk voorkomt. Voor de agrariërs is land echter een
onmisbaar bestaansmiddel. Voor zo ver hun middelen dat toelaten grijpen
zij iedere gelegenheid aan hun landbezit uit te breiden en bij
sterfgevallen zijn de erfgenamen er in de eerste plaats op bedacht het
land binnen de familie te houden. Tegen deze achtergrond kan het 'ideale'
beeld van de mutaties in het landbezit (dus de aanslag) van de agrariërs als
volgt geschetst worden:
Bij zijn huwelijk geven zijn vader en schoonvader beide hem enig bouwland
mee; eventueel kan hun plaats ook ingenomen worden door een grootvader,
oom of oudere broer. In volgende jaren breidt hij zelf zijn bezit
gaandeweg door aankoop uit. Vroeger of later kan daar nog iets bij komen
uit erfenis van vader en schoonvader. Zodra de kinderen volwassen worden
en trouwen geeft hij op zijn beurt aan zoons en schoonzoons enig land mee.
Komt hij tenslotte zelf te overlijden, dan wordt het hem resterende bezit
- dikwijls in gelijke porties - over de zoons en schoonzoons verdeeld.
Uiteraard zijn er talrijke variaties op dit patroon mogelijk. Overleeft
bijvoorbeeld de vrouw haar man en zet zij (b.v. met een ongehuwde zoon)
het bedrijf voort, dan kan de verdeling van het bezit soms lang na zijn
dood plaats vinden, en kunnen ook kleinkinderen tot de erfgenamen behoren.
Anderzijds, als de vrouw jong sterft en de man hertrouwt, moet het
moederlijk erfdeel aan de kinderen uit het eerste huwelijk uitgekeerd
worden. Zijn deze nog minderjarig, dan kunnen zij als de 'weeskinderen'
van hun vader in de registers voorkomen; waaruit men niet mag besluiten,
dat hij zelf overleden is.
Voorzover gelijktijdige DTB en notariële gegevens beschikbaar zijn, zijn
daarin vele voorbeelden van dit patroon te vinden. Dit maakt het
aannemelijk dat het ook in andere tijden voorkwam. O.m. kan ons dit op het
spoor brengen van schoonvaders en schoonzoons. Anderzijds kan afwijking
van het patroon wijzen, hetzij op ongunstige financiële omstandigheden,
hetzij op wijziging van maatschappelijke achtergrond, gepaard met
vermindering van belangstelling voor landbezit. Dit laatste komt te
Hilversum sinds het laatste kwart van de zeventiende eeuw in toenemende
mate voor als gevolg van de voortschrijdende industrialisatie. (3)
---------------------------------------------
Opmerking FdG:
Het afnemen van landbezit in Hilversum is mijns inziens te wijten aan het
ontstaan van een klasse van redelijk welvarende fabrikeurs.
Zij en andere kapitaalkrachtige lieden kochten gronden op van arme
inwoners. Die laatste grote groep verarmde verder, een deel van hen werd
wever. Bij gebrek aan landbouwgrond en weidegrond werden zeer hoge
pachtprijzen betaald door de plaatselijke agrariërs.
---------------------------------------------------
WAARSCHOUWINGEDen Wel Edele Gestrenge Heer Daniel Hooft GERRITSZ.,
Vrij-heer van Vreeland en Drossewaart / mitsgaders Schepen en Raad der
Stad Amsterdam Etr. Etr.
Als Erfmaarschalk en Eygenaar van de Kop Tienden in Gooiland / doet een
iegelyk weten / dat hy in ervaringe gekomen is / dat veele en
verschillende Persoonen in gebreeke gebleven zyn / haare Tienden / op de
Jaarlykse Zitdagen / in handen van zyn Collecteur te komen betalen; ende
dat in kragte van het Oude Regt / die geene / dewelke drie Jaaren aan den
anderen komt te versluijen / vervallen van den Eygendom van haare
Landeryen; zoo heeft gemelde Heer de Versluijers van den Jaare 17 ende van
voorgaande Jaaren / hy deezen willen waarschouwen ende vermanen / dat zy
haar Sluijen op de toekomende Zitdagen dezer Jaars 17 als nog zullen
hebben te komen zuyverten in handen van den voorschreeven Collecteur /
ofte dat andersints zonder eenig langer uytstel ofte ppgluykinge teegens
de gebreekige geprocedeert zal worden tot verval van haare Landeryen. Een
iegelyk houde hem voor gewaarschouwt / en verhoede zyn schaade.
Zeg het voort.----------------------------------------
Waarschouwinge
De Heer DANIEL HOOFT
Erfmaerschalck en Eygenaar van de Coptienden van Goyland / doet een
iegelyk weten / dat hy in ervaringe gekomen is dat veele ende verscheyde
Persoonen in gebreeke gebleven zyn / hare Cop-tienden op de jaarlyksche
Sitdagen in handen van sijn Collecteur te komen betalen; Ende dat in
krachte van het oude Recht / die geene dewelke drie Jaren aan den anderen
komen te versluyen / vervallen van den eygendom van hare Landeryen : So
heeft gemelde Heer Baron de Versluyers van den Jare 17 ende van voorgaande
Jaren / hy desen willen Waarschouwen ende Vermanen / dat sy hare Sluyen op
de toekomende Sitdagen deses Jaars 17 als noch sullen hebben te komen
suyveren in handen van den voorschreven Collecteur / ofte dat andersints
sonder eenig langer uytstel ofte oogluykinge tegen de gebreekige
geprocedeert sal worden / tot verval van hare Landeryen. Een ieder houde
hem voor Gewaarschouwt / ende Verhoede syn Schade.
De Sitdagen deses Jaars 17 beginnen
HILVERSUM
Den en den January
LAAREN
Den January
BLAARKUM
Den January
HUYSEN
Den en den January
NAARDEN
Den en den January
Seg het Voort---------------------------------
KOPTIENDEN GADERREGISTER GOOILAND. CODE 117 ; NR. 280
BESLAGLEGGING DOOR DANIEL HOOFT GERRITSZ I.V.M. NIET BETAALDE KOPTIENDEN.
IN BESLAG NEMEN VAN BOUWLAND IN HUIZEN.
[ geen datering vermeld, akte dateert van 1766 of later ]
______________________________________________________________
[voor zoveel de nood domilium gekozen hebbende ten huijze van den Boode
deezer Dorpe]
--------------------------------------------------------------
Daniel Hooft Gerritsz Vrijheer van Vreeland mitsgaders Scheepen en raad
der Stad Amsterdam, als Erffmaarschalk en Eygenaar van de koptienden in
Gooiland, arrestant en Eyscher.
Gerrit Jacobze Ruijsendaal,
Tijmen Teunisse Krijnen,
Harmen Rave,
Curatoren over de persoon en goederen van Volkert Gerritse ook genaamd
Volkert Gerritse Ruijsendaal.
Over Gedaagde, Van Erckell als Proveneur van de arresetant en Eyscher
zegd, dat de hoofds deezer gemelde Volker Gerritse, offt Volkert Gerritse
Ruijsendaal van Emerentia de Beer, weduwe van wijlen Michiel Clement, in
eygendom hebbende bekoomen Tien Schepel Bouwland geleegen op het Hoog
onder de Juresdictie van Huyzen, voorheen belend Meynderd Jansz ten
Noorden en Jacob Glijn ten Zuyden en als nu ten Noorden en ten Zuyden deze
wegens aan de arrestant en Eyscher hadden behooren betaald te worden Seven
koptienden jaarlijks dog dat de gemelde Volkert Gerritse offt Volkert
Gerritse Ruijsendaal nymermaal daarvan meer dan vier Jaaren zijnde
gebleeven in gebreeken, het zelve Land aan de arrestant en Eyscher als
Tiendheer is vervallen, waaromme de arrstant en Eyscher , en omme de
Juresdictie van deezen Ed. Achtb. Gerechte tegen de over Gedaagde te
fundeeren het zelve land op de .........................
door de Boode deezes Dorpe heeft gedaan neemen in den arreste, en de
overge...... op eene behoorlijke wijze alhier heeft gedaan dagvaarden.
Mits welke en andere redenen / is 't nood / nader alle geenen. De
voornoemde Proveneur in den naame als boven concludeerd eerstelijk tot
d......tatie van het evengemelde ........
dat de gedaene overdraging zal worden verklaard van waarde en dat wijders
bij vonisse van de Edele Achtbaare Heeren Schepenen dezer Dorpe dan
voorgemelde Tien Schepel Bouwland door Volkert Gerritse, offt Volkert
Gerritse Ruijsendaal van Emerentia de Beer weduwe van wijlen Michiel
Clement in eygendom bekoomen zullen worden verklaard aan de Arrestant en
Eyscher als Tiendheer te zijn vervallen en de over gedaagdens in hunne
qualiteijt gecondenneerd hetzelve te geheugen en te gedoogen met de
kosten, offt te tot anderen.______________________________________________________________
De boer moest gewoonlijk 4 kop (ca. 4 liter) per schepel land betalen, per
morgen 20 kop. In Blaricum getuigde men in de 17e eeuw, dat daar wel 18
kop betaald werd, en bij de heideontginning in de 18e eeuw wordt bij het
sluiten van de accoorden gesproken van 4 kop per morgen. Het gebruik was
dus 20 kop, uitzonderingen komen voor. [zie Naerdincklant blz. 12]
Zeven koptienden per 10 schepel wil dus zeggen, dat het bouwland zeer
onvruchtbaar was. Het betrof hier waarschijnlijk een 18e eeuwse
Heide ontginning. (10 schepel = 2 morgen = ca. 2 ha.)
_______________________
Bronnen:
KOPTIENDEN LINKS
http://www.archieven.nl/pls/m/zkstart.ahd?p1=1537&p_adt=236&p_code=117&p_taal=1
--------------------------------------------------------------------
Noten
[ koptienden beslaglegging te Huizen ]
Noten:
1) Gooise oppervlakte maten (ca) : 1 morgen (9765) = 4 schepel( a 1953) =
20 spint (a 488) = 160 kop (a 61) = 800 roe(a 12,2)
Gooise inhoudsmaten : Mud, Spint, Cop. (romeinse letter j = 1/2)
2) De Koptienden als bron voor de economische geschiedenis van het Gooi
1500 - 1850 - in ‘Economisch- en Sociaal-Historisch Jaarboek 55’ (1992 pp.
35-74) K.P.J. Janse
3) Een belangrijke bron voor het opsporen van Gooise voorouders
- Dr. P.W. de Lange in TVE jrg. 2, afl. 8 - okt. 1972
4) Naerdincklant - Dr. De Vrankrijker ( uitg. De Kern - Den Haag 1947)
5) Hoofdlijnen uit de ontwikkeling der gerechtelijke organisatie in de
Noordelijke Nederlanden tot de Bataafse omwenteling’
_______________________________________
LAREN KOPTIENDEN 1504 - 1740
Oorspronkelijk waren de koptienden gewone tienden, een kerkelijke
belasting, die een percentage van het op de akkers staande gewas bedroeg.
De tienden moeten op zekere tijd omgezet zijn in een betaling van een
vaste hoeveelheid graan, afgemeten aan de hoeveelheid bouwland die men
bezat. Men berekende dit in koppen: een kop was de hoeveelheid graan
waarmee een schepel land kon worden ingezaaid. De koptiende aanslag
bedroeg 5 kop graan per schepel bouwland. (1) De koptienden werden in 1280
niet aan het graafschap Holland overgedragen, maar behoorden toe aan de
Heren van Nijenrode, van ouds her Eltense leenmannen. De tienden werden
van alle akkers in het Gooi geind. Uit een onderzoek (2) is gebleken dat
rond 1840 degenen die landbouw bedreven, en dus koptienden betaalden,
bijna allen erfgooier waren. Dat is logisch bij de gemengde
boerenbedrijven in het Gooi. De akkerbouw op de zandgrond was afhankelijk
van de mest van het vee, dat in hoofdzaak op de meenten liep.
Eigenaar van de Koptienden.
Daniel Hooft Gerritsz kreeg in september 1766 het tiendleen in handen. Hij
is in 1803 begraven. Zijn vrouw vermaakte in 1813 de tienden aan haar
zuster. (4) Een frappant voorbeeld hoe de regenten in de ‘Republiek’
misbruik maakten van hun macht. De koptienden heffing kwam ten goede aan
de super rijke familie Hooft, die hiervoor geen enkele tegenprestatie
leverde. Bij het in gebreke blijven van een zeer kleine som geld, werd
door Hooft gewoon beslag gelegd op het bezit van een arme boer. Deze
regenten kliek kwam voort uit de sjacheraars die geen tiende penning wilde
betalen over hun woekerwinsten. Zelf legden zij een nog grotere last op de
schouders van hun arme landgenoten. Soortgenoten van regent Hooft
weigerden koptienden te betalen, maar er volgde dan geen beslaglegging.
Bijvoorbeeld: In ‘s Graveland weigerden de grootgrondbezitters jarenlang
te betalen. Er volgde geen in beslaglegging. Ook de super rijke ‘Heer de Wilhem’
weigerde koptienden te betalen. Over de jaren 1715-1728 beliep zijn schuld
aan tienden en sluyen ruim honderd gulden. Echter ook in dit geval werd
geen beslag gelegd op de grond.
Enkele leden van de familie Hooft waren Baljuw van Gooiland geweest.
Machtsmisbruik was in de tijd van de ‘Republiek’ heel gewoon. Baljuwen,
drosten of schouten, hadden financieel belang bij de rechtspraak. Hun
inkomsten bestonden onder meer uit een aandeel van de opgelegde boeten.
Bovendien uit de opbrengsten van schikkingen die getroffen werden ter
voorkoming van een strafvervolging. Een baljuw (5) kreeg 1/3 deel van de
opgelegde boeten, de ‘aanbrenger’ kreeg ook een 1/3 deel. Logisch dat dit
systeem tot onoorbare praktijken en corruptie leidde. Zo ontstond het
gezegde: Baljuwen en graven, stelen als raven. Uit de beslaglegging van
bouwland vanwege een klein geldbedrag bleek dus dat Daniel Gerritsz Hooft
‘erfelijk belast’ was.
Belangrijke bron voor de Gooise historie
De belangstellenden in Gooise voorouders zijn nu zo gelukkig bij
hun onderzoek gebruik te kunnen maken van de z.g. gaderboeken van de
koptienden, dat zijn jaarlijkse kohieren van een specifieke grondbelasting.
Deze vormen een uniforme en vrijwel aaneengesloten reeks over een tijdvak
van meer dan driehonderd jaren, te beginnen bij 1502. Men vindt hierin
de namen van de aangeslagen personen met het bedrag van iedere
aanslag, maar tevens bij iedere mutatie in iemands aanslag in de regel de
naam van de andere partij (van wie aanslag, dus bouwland - is overgenomen,
c.q. aan wie de aanslag is afgestaan).
In enkele gevallen is de familierelatie tussen beide personen aangeduid.
In tal van andere laat deze zich - met meer of minder waarschijnlijkheid -
wel vermoeden op grond van beider namen. Hierbij kan gebruik gemaakt
worden van de omstandigheid, dat de Gooise plaatsen in die tijd alle
slechts betrekkelijk kleine gemeenschappen waren. Alleen Hilversum is
gedurende een deel er van even boven de driehonderd koptienden betalers gekomen.
Sommige doopnamen waren bovendien zeldzaam, overeenstemming op dit punt
mag dan als bewijs van verwantschap gelden. (3)
Door het werk van Dr. P.W. de Lange is het raadplegen van de koptienden
registers, tot op zekere hoogte, vereenvoudigd.
Voor een aantal jaren (telkens zo om de dertig jaren of daaromtrent) heeft
hij afschriften gemaakt van de namen van alle aangeslagenen. Dit is
gebeurd voor de jaren 1504/5; 1537; 1566; 1593; 1622; 1651; 1680; 1708 en
1740. Deze namen zijn voorts - voor wat de jaren 1504/5 t/m 1622 betreft -
per persoon en per jaar - op een kaartsysteem overgebracht, die
lexicografisch gerangschikt zijn naar de doopnamen. Verder zijn - maar
alleen voor wat betreft Hilversum - voor de overige jaren aldus
gerangschikte lijsten bewerkt.
Men zal zich waarschijnlijk afvragen, waarom bij deze rangschikking geen
gebruik gemaakt is van de geslachtsnamen. Het antwoord is eenvoudig: voor
het overgrote deel van bedoeld tijdvak is slechts een klein deel van alle
aangeslagenen met een degelijke naam aangeduid.
Het nader onderzoek binnen de periode van omstreeks 1620 tot 1720 kan
bovendien belangrijk bekort worden, dank zij een bijzondere omstandigheid.
In het algemeen is ieder kohier een kopie van het vorige, behoudens dat de
namen van degenen, die niet langer tiendplichtig waren, zijn weggelaten en
dat de namen van de nieuwe tiendplichtigen zijn bijgeschreven. Voor en na
genoemde periode is het in het algemeen gebruik geweest om de nieuwe namen
in te schrijven op open gevallen plaatsen. Men kan derhalve bepaalde
personen dikwijls zekere tijd op ongeveer dezelfde bladzijde aantreffen,
maar er zit geen systeem in de volgorde. Een zoon (of andere erfgenaam)
kan wel eens op de plaats van zijn vader terecht gekomen zijn, maar dat
behoeft niet. Omstreeks 1620 is men een ander systeem gaan volgen. Voor
iedere plaats zijn alle nieuwe namen sindsdien achter de oude
ingeschreven. Zo kwamen de ‘jaarklassen‘ steeds dichter bij elkaar en
onderling in chronologische volgorde. Op deze wijze nam echter op de duur
het aantal open plaatsen sterk toe. Van tijd tot tijd heeft men alle
inschrijvingen weer bij elkaar laten aansluiten, waardoor deze uiteraard
op andere bladzijden terecht kwamen. Alle ‘jaargenoten‘ bleven echter bij
elkaar. En zo was het mogelijk om uit de bladzijde, waarop iemand in het
kohier van een bepaald jaar voorkomt, af te lezen, in welk jaar hij ‘in
het boek‘ gekomen is. Naar dat jaar behoeft dus verder niet gezocht te
worden. Men kan het onderzoek direct van dat jaar beginnen. In de boven
vermelde afschriften zijn deze beginjaren zoveel mogelijk aangetekend.
Hiervan kan o.m. met vrucht gebruik gemaakt worden bij het opzoeken van de
oudste vermelding van bepaalde geslachtsnamen.
Voor het herkennen van familierelaties, tussen in de registers genoemde
personen, kan enige kennis van hun maatschappelijke achtergrond mede van
nut zijn. Afgezien van de bewoners van Naarden en die van Hilversum sinds
het derde kwart van de zeventiende eeuw, was deze in het beschouwde
tijdvak overwegend, zo niet uitsluitend agrarisch. Voor niet-agrariërs is
landbezit tot op zekere hoogte iets bijkomstigs. Voor zo ver het een klein
lapje grond voor eigen gebruik te boven gaat, betekent het voor hen alleen
een vorm van geldbelegging, die aangetrokken, dan wel afgestoten kan
worden, naarmate deze vorm in vergelijking met andere vormen meer of
minder verkieslijk voorkomt. Voor de agrariërs is land echter een
onmisbaar bestaansmiddel. Voor zo ver hun middelen dat toelaten grijpen
zij iedere gelegenheid aan hun landbezit uit te breiden en bij
sterfgevallen zijn de erfgenamen er in de eerste plaats op bedacht het
land binnen de familie te houden. Tegen deze achtergrond kan het 'ideale'
beeld van de mutaties in het landbezit (dus de aanslag) van de agrariërs als
volgt geschetst worden:
Bij zijn huwelijk geven zijn vader en schoonvader beide hem enig bouwland
mee; eventueel kan hun plaats ook ingenomen worden door een grootvader,
oom of oudere broer. In volgende jaren breidt hij zelf zijn bezit
gaandeweg door aankoop uit. Vroeger of later kan daar nog iets bij komen
uit erfenis van vader en schoonvader. Zodra de kinderen volwassen worden
en trouwen geeft hij op zijn beurt aan zoons en schoonzoons enig land mee.
Komt hij tenslotte zelf te overlijden, dan wordt het hem resterende bezit
- dikwijls in gelijke porties - over de zoons en schoonzoons verdeeld.
Uiteraard zijn er talrijke variaties op dit patroon mogelijk. Overleeft
bijvoorbeeld de vrouw haar man en zet zij (b.v. met een ongehuwde zoon)
het bedrijf voort, dan kan de verdeling van het bezit soms lang na zijn
dood plaats vinden, en kunnen ook kleinkinderen tot de erfgenamen behoren.
Anderzijds, als de vrouw jong sterft en de man hertrouwt, moet het
moederlijk erfdeel aan de kinderen uit het eerste huwelijk uitgekeerd
worden. Zijn deze nog minderjarig, dan kunnen zij als de 'weeskinderen'
van hun vader in de registers voorkomen; waaruit men niet mag besluiten,
dat hij zelf overleden is.
Voorzover gelijktijdige DTB en notariële gegevens beschikbaar zijn, zijn
daarin vele voorbeelden van dit patroon te vinden. Dit maakt het
aannemelijk dat het ook in andere tijden voorkwam. O.m. kan ons dit op het
spoor brengen van schoonvaders en schoonzoons. Anderzijds kan afwijking
van het patroon wijzen, hetzij op ongunstige financiële omstandigheden,
hetzij op wijziging van maatschappelijke achtergrond, gepaard met
vermindering van belangstelling voor landbezit. Dit laatste komt te
Hilversum sinds het laatste kwart van de zeventiende eeuw in toenemende
mate voor als gevolg van de voortschrijdende industrialisatie. (3)
---------------------------------------------
Opmerking FdG:
Het afnemen van landbezit in Hilversum is mijns inziens te wijten aan het
ontstaan van een klasse van redelijk welvarende fabrikeurs.
Zij en andere kapitaalkrachtige lieden kochten gronden op van arme
inwoners. Die laatste grote groep verarmde verder, een deel van hen werd
wever. Bij gebrek aan landbouwgrond en weidegrond werden zeer hoge
pachtprijzen betaald door de plaatselijke agrariërs.
---------------------------------------------------
WAARSCHOUWINGEDen Wel Edele Gestrenge Heer Daniel Hooft GERRITSZ.,
Vrij-heer van Vreeland en Drossewaart / mitsgaders Schepen en Raad der
Stad Amsterdam Etr. Etr.
Als Erfmaarschalk en Eygenaar van de Kop Tienden in Gooiland / doet een
iegelyk weten / dat hy in ervaringe gekomen is / dat veele en
verschillende Persoonen in gebreeke gebleven zyn / haare Tienden / op de
Jaarlykse Zitdagen / in handen van zyn Collecteur te komen betalen; ende
dat in kragte van het Oude Regt / die geene / dewelke drie Jaaren aan den
anderen komt te versluijen / vervallen van den Eygendom van haare
Landeryen; zoo heeft gemelde Heer de Versluijers van den Jaare 17 ende van
voorgaande Jaaren / hy deezen willen waarschouwen ende vermanen / dat zy
haar Sluijen op de toekomende Zitdagen dezer Jaars 17 als nog zullen
hebben te komen zuyverten in handen van den voorschreeven Collecteur /
ofte dat andersints zonder eenig langer uytstel ofte ppgluykinge teegens
de gebreekige geprocedeert zal worden tot verval van haare Landeryen. Een
iegelyk houde hem voor gewaarschouwt / en verhoede zyn schaade.
Zeg het voort.----------------------------------------
Waarschouwinge
De Heer DANIEL HOOFT
Erfmaerschalck en Eygenaar van de Coptienden van Goyland / doet een
iegelyk weten / dat hy in ervaringe gekomen is dat veele ende verscheyde
Persoonen in gebreeke gebleven zyn / hare Cop-tienden op de jaarlyksche
Sitdagen in handen van sijn Collecteur te komen betalen; Ende dat in
krachte van het oude Recht / die geene dewelke drie Jaren aan den anderen
komen te versluyen / vervallen van den eygendom van hare Landeryen : So
heeft gemelde Heer Baron de Versluyers van den Jare 17 ende van voorgaande
Jaren / hy desen willen Waarschouwen ende Vermanen / dat sy hare Sluyen op
de toekomende Sitdagen deses Jaars 17 als noch sullen hebben te komen
suyveren in handen van den voorschreven Collecteur / ofte dat andersints
sonder eenig langer uytstel ofte oogluykinge tegen de gebreekige
geprocedeert sal worden / tot verval van hare Landeryen. Een ieder houde
hem voor Gewaarschouwt / ende Verhoede syn Schade.
De Sitdagen deses Jaars 17 beginnen
HILVERSUM
Den en den January
LAAREN
Den January
BLAARKUM
Den January
HUYSEN
Den en den January
NAARDEN
Den en den January
Seg het Voort---------------------------------
KOPTIENDEN GADERREGISTER GOOILAND. CODE 117 ; NR. 280
BESLAGLEGGING DOOR DANIEL HOOFT GERRITSZ I.V.M. NIET BETAALDE KOPTIENDEN.
IN BESLAG NEMEN VAN BOUWLAND IN HUIZEN.
[ geen datering vermeld, akte dateert van 1766 of later ]
______________________________________________________________
[voor zoveel de nood domilium gekozen hebbende ten huijze van den Boode
deezer Dorpe]
--------------------------------------------------------------
Daniel Hooft Gerritsz Vrijheer van Vreeland mitsgaders Scheepen en raad
der Stad Amsterdam, als Erffmaarschalk en Eygenaar van de koptienden in
Gooiland, arrestant en Eyscher.
Gerrit Jacobze Ruijsendaal,
Tijmen Teunisse Krijnen,
Harmen Rave,
Curatoren over de persoon en goederen van Volkert Gerritse ook genaamd
Volkert Gerritse Ruijsendaal.
Over Gedaagde, Van Erckell als Proveneur van de arresetant en Eyscher
zegd, dat de hoofds deezer gemelde Volker Gerritse, offt Volkert Gerritse
Ruijsendaal van Emerentia de Beer, weduwe van wijlen Michiel Clement, in
eygendom hebbende bekoomen Tien Schepel Bouwland geleegen op het Hoog
onder de Juresdictie van Huyzen, voorheen belend Meynderd Jansz ten
Noorden en Jacob Glijn ten Zuyden en als nu ten Noorden en ten Zuyden deze
wegens aan de arrestant en Eyscher hadden behooren betaald te worden Seven
koptienden jaarlijks dog dat de gemelde Volkert Gerritse offt Volkert
Gerritse Ruijsendaal nymermaal daarvan meer dan vier Jaaren zijnde
gebleeven in gebreeken, het zelve Land aan de arrestant en Eyscher als
Tiendheer is vervallen, waaromme de arrstant en Eyscher , en omme de
Juresdictie van deezen Ed. Achtb. Gerechte tegen de over Gedaagde te
fundeeren het zelve land op de .........................
door de Boode deezes Dorpe heeft gedaan neemen in den arreste, en de
overge...... op eene behoorlijke wijze alhier heeft gedaan dagvaarden.
Mits welke en andere redenen / is 't nood / nader alle geenen. De
voornoemde Proveneur in den naame als boven concludeerd eerstelijk tot
d......tatie van het evengemelde ........
dat de gedaene overdraging zal worden verklaard van waarde en dat wijders
bij vonisse van de Edele Achtbaare Heeren Schepenen dezer Dorpe dan
voorgemelde Tien Schepel Bouwland door Volkert Gerritse, offt Volkert
Gerritse Ruijsendaal van Emerentia de Beer weduwe van wijlen Michiel
Clement in eygendom bekoomen zullen worden verklaard aan de Arrestant en
Eyscher als Tiendheer te zijn vervallen en de over gedaagdens in hunne
qualiteijt gecondenneerd hetzelve te geheugen en te gedoogen met de
kosten, offt te tot anderen.______________________________________________________________
De boer moest gewoonlijk 4 kop (ca. 4 liter) per schepel land betalen, per
morgen 20 kop. In Blaricum getuigde men in de 17e eeuw, dat daar wel 18
kop betaald werd, en bij de heideontginning in de 18e eeuw wordt bij het
sluiten van de accoorden gesproken van 4 kop per morgen. Het gebruik was
dus 20 kop, uitzonderingen komen voor. [zie Naerdincklant blz. 12]
Zeven koptienden per 10 schepel wil dus zeggen, dat het bouwland zeer
onvruchtbaar was. Het betrof hier waarschijnlijk een 18e eeuwse
Heide ontginning. (10 schepel = 2 morgen = ca. 2 ha.)
_______________________
Bronnen:
KOPTIENDEN LINKS
http://www.archieven.nl/pls/m/zkstart.ahd?p1=1537&p_adt=236&p_code=117&p_taal=1
--------------------------------------------------------------------
Noten
[ koptienden beslaglegging te Huizen ]
Noten:
1) Gooise oppervlakte maten (ca) : 1 morgen (9765) = 4 schepel( a 1953) =
20 spint (a 488) = 160 kop (a 61) = 800 roe(a 12,2)
Gooise inhoudsmaten : Mud, Spint, Cop. (romeinse letter j = 1/2)
2) De Koptienden als bron voor de economische geschiedenis van het Gooi
1500 - 1850 - in ‘Economisch- en Sociaal-Historisch Jaarboek 55’ (1992 pp.
35-74) K.P.J. Janse
3) Een belangrijke bron voor het opsporen van Gooise voorouders
- Dr. P.W. de Lange in TVE jrg. 2, afl. 8 - okt. 1972
4) Naerdincklant - Dr. De Vrankrijker ( uitg. De Kern - Den Haag 1947)
5) Hoofdlijnen uit de ontwikkeling der gerechtelijke organisatie in de
Noordelijke Nederlanden tot de Bataafse omwenteling’
_______________________________________
LAREN KOPTIENDEN 1504 - 1740
-----------------------------------------
BLARICUM KOPTIENDEN
--------------------------------------------------------
KOPTIENDEN 1504
KOPTIENDEN 1537
KOPTIENDEN 1566
Koptienden register van Blaricum uit 1579. Met originele uittreksels van het koptiendenboek uit 1579
blaricum-1579-koptienden.blogspot.com
KOPTIENDEN 1593 EN 1579
KOPTIENDEN 1622
Blaricumse koptienden betalers 1660 - 1692.
Blaricum: Koptienden 1677-1708. Dit tijdvak is belangrijk. In deze periode vond plaats: De Grote Brand van 1696 en in 1708 werd de eerste erfgooierslijst opgemaakt. Bij de \'koptienden\' komen dezelfde personen voor als in 1696 en 1708.
KOPTIENDEN 1680
Koptienden register van Blaricum uit 1719. Met originele uittreksels uit het koptienden boek van 1719. Ook koptienden 1740
-----------------------------------------------------------------
---------------------------------------------------------------------
KOPTIENDEN
GAARDERBOEKEN 9 - 272 GAARDERBOEKEN TOEGANG 117
KOPTIENDEN LINKS
Dunne Groene Ordner
Nrs. Fol Nrs. Fol.
1660 156 1711
1661 157 1712*
1662 158 1713
1663 159 1714*
1664 160 1715*
1665 161 1716*
1666 162 1717*
1667 1718 ontbreekt ?
1668 163 1719**
1669 1720
119 1670*
1721
1671 1722
1672 1723
120 1673 NIET (1) 1724
121 1674 1725
122 1675 1726
123 1676 1727
124 1677 * 1728
125 1678
174 1729
126 1679
175 1730
127 1680
87 Willem Elbertse (2) 176 1731
128 1681 177 1732*
129 1682 178 1733*
130 1683 179 1734*
1684 ontbreekt 180 1735
131 1685 181 1736
132 1686 182 1737
133 1687 183 1738
134 1688 184 1739
135 1689 * L78 185 1740*
136 1690 186 1741
137 1691 187 1742
138 1692 niet
geheel ingezien 188 1743
139 1693 *
L78 189 1744
140 1695 * 85
(3) Willem Elbertsz 190 1745
141 191 1746
142 192 1747
143 1698 * 193 1748
144 1699 * 194 1749
145 1700 * 195 1750
146 1701 * 196 1751
147 1702 * 197 1752
148 1703 * 198 1753
149 1704 * 199 1754
150 1705 * 200 1755
151 1706 * 201 1756
152 1707 * 202 1757
153 1708 ** 203 1758
154 1709 * 204 1759
155 1710* 205 1760
1673 (1)
Niet te raadplegen
1680 87
(2) Verklaring van Willem Eldersen (was
doorgehaald)
1695
* 85
(3)
Evert Corn. Rebel overgemaakt aan Willem Elbertsz
--------------------------------------------------------------------
KIJK
BIJ LAREN 1674
Laren:
I Claas
onbekende gemeente
De
Gooijers:
II
a Pieter Claasz uit Laren
IIb Lambert Claasz uit Laren
IIIb
Willem Pieters (de Gooijer) staat op erfg.
Lijst Laren 1708
IIIc
Lambert Lambertsz Geb. ca. 1628
is 79 jaar in 1707
Zonen
van Lambert Lambertsz :
Jacob
Lambertsz geb. 1672
Tijmen
Lambertsz erf. Lijst 1708
---------------------------------------------------------------------
KOPTIENDEN BLARICUM
193240~7.TXT 1719, ’32,
’33, ’34, ’40 LIJST
T.B.V. LINTPRINTER 9 BLZ.
660!692 .KOP
18.711 30-10-00
660692~2.TXT 17.224
25-12-01 1660, 1670,1675, 1677,
1692. LIJST
T.B.V. LINTPRINTER 7 BLZ.
677708~1.TXT 6.840
25-12-01 1677, 1680, 1695
T.B.V. LINTPRINTER 4 BLZ
708719~2.TXT REGISTER
1719 EN GADERBOEK 1708
T.B.V. LINTPRINTER 3 BLZ. ( van KOPTB708.719)
B19&3234.KVP 39 kb 18-11-00
B660!692.KOP.DOC 69kb
08-01-02 1660,1675,1677,
1680,1692 (1660 NIET
INGEVULD 6 BLZ
B670!692.KOP.DOC 100kb
13-01-02 1670, 1674, 1675. 1677,
1680, 1692
B677!7~1.DOC 30.208
04-05-01
B677@708.KOP
14.441 24-06-98
B677!708.KOP.DOC 30kb
04-05-01
B677~708.DOC 28kb
04-05-01
B677~708.DOC 28.672
04-05-01
B708!719.KOP.DOC 17kb 04-05-01
B708!7~1.DOC 30.208
05-05-01
B708!719.KOP 29.184
04-05-01
B719!7~1.DOC 16.896
04-05-01
B719!740.KOP 16.896
04-05-01 REGISTER 1719 &
VERPOND. CA. 1740
B719&732.KVP 48.494
19-11-00
B7193240.KVP 30.943
18-11-00
B732&740.VPK 16.097
17-11-00
B732K32V.ERP 76.905
18-11-00
B732K732.VRP 43.343
19-11-00
KOPTDI~1.DOC 11.264
08-01-02
KOPTB708.719 REGISTER 1719 EN GADERBOEK 1708
KOPTIE~1.DOC 72.704
05-05-01
KOPTIENDEN
BLAR. 719 VERP. 1740 71kb
05-05-01
--- MAP
KOPTB2~1 KOPTB2001 --
B677~708.DOC 42.496
03-05-01 5p. 1677, 1680,1695 +
B677!708.KOP
KOP719VP.740 5.237
24-08-98 Register 1719 & Verpond. 1740
KOPBRAND.696 16.028
05-07-98 1677, 1680, 1695 met
brandslachtoffers
KOPTB675.ONV 3.197
24.06.98 1675 ZEER BEPERKT
KOPTBRNDU.696 afgeleid
van KOPBRAND.696
KOPT675.692 1675, 1677, 1680,
1692
KOPTB660.692
KOPTB677.ORA 5.505
25-06-98
kopt. 1677
KOPTB677.680 4
p
KOPTB677.695
KOPTB677.708 14.441 24-06-98
5p : 1677, 1680, 1695, 1708
KOPTB678.ONV 3.197 24-06-98
1p : 1675 ONVOL. (GEEN 1678)
KOPTB680.708 7.793 24-06-98
3p : 1680 & 1708 VLGS. DE LANGE
KOPTB680.GDB 10.581
24-06-98 3p: 1680 VLGS DE LANGE
KOPT680.LNG 8.001 24-06-98 3p: 1680 (1695 niet te zien)
KOPTB680.RAH 10.242
23-06-98 4p : 1680 vlgs RAH
269 NR. 127
KOPTB692.ONV 3.456 24-06-98 1p: 1692 vlgs rah 269 NR. 138 onvolledig
KOPTB708.719 7.843 23-06-98 3p Reg. 1719 en kopt 1708 op folio nummer
KOPTB719.RFO 4.884 25-06-98 2p Reg. 1719 op folionummer volgorde
KOPTB719.RVN 4.940
09-08-98 3p Reg. 1719 alfabetisch op voornaam
KOPTG678.ONV 5.178
16-09-98 1p 1675 onvolledig
KOPTHBES.LAG 7.561
25-06-98 2p: Beslaglegging op enggrond door
Hooft. Uitgebreide akte
KOPTIEND.RAH 6.187
24-06-98 3p: RAH toegangsnr. 117 en inv. Nrs
105 - 122
KOPTINVE.NTA 2.256
25-06-98 1p: RAH invent. Studie zaal Haarlem
KOPTL719.REG 8.570 06-02-98 15p Laren 1719 Ron ? Staat niet in WORD
KOPTL719.RTF 11.908 21-04-01 15p: Laren 1719 Ron ?
Op 6 febr. door mij
ingevoerd . Staat niet in WORD. Mogelijk
heb ik het op floppy Laren staan.
koptachtindx
Gooise Geslachten CD
koptvoorindx Gooise Geslachten CD
----------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Verklaring:
RON = Ron Michielse Hist. Kring Blaricum
----------------------------------------------
Bron:
Archief Noord Holland - Toegang 117 - Koptienden 1502-1838
|
||||||
|
117 Gaarder van de
koptienden van Gooiland
·
Kenmerken
·
Inventaris
|
|
Kenmerken
|
|||
Datering:
|
|
||
Periode
documenten:
|
|
||
Omvang:
|
|
||
Openbaarheid:
|
|
||
Vestiging
voor raadplegen:
|
|
||
Gebruiksinformatie:
|
|
||
Categorie:
|
|
MAIS-(M)DWS is
een product van DE REE archiefsystemen BV
meer informatie over MAIS-(M)DWS
meer informatie over MAIS-(M)DWS
_____________________________________
Voor afbeeldingen: http://gooiland.vijftigplusser.nl/
______________________________________
Labels: Gooise geschiedenis